Voorbereiding H3 PW

Voordat je begint met de opdrachten, open je een Word-bestandje. Zorg dat alle opdrachten in het bestandje gekopiëert zijn. 
Als je niet meer zo goed weet wat iets is of hoe het werkt, mag je het ook eerst Google-en.
Uiteindelijk lever je al je opdrachten bij de juf in. Hoe dat moet staat onderaan de pagina. 

Opdracht 1.

Persoonlijke voornaamwoorden

Vul de de lege plekken in, in je Word-bestandje.

1 What`s the matter with  ? I have a headache.
2 What`s the matter with  two ? We have a bad headache.
3 What`s the matter with  ? She has a broken leg.
4 What`s the matter with  ? They have a bad earache.
5 What`s the matter with  ? He has a bad throat.
6 What`s the matter with  two ? We have a bad cold.
7 What`s the matter with  ? I have a sore throat.
8 What`s the matter with  ? She has a bad cough.

 

Opdracht 2.

Stel je hebt een vriend of vrendin die net Engels begint te leren. Hoe zou jij dan uitleggen wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Schrijf een brief van minimaal 4 zinnen waarin je uitlegt wat persoonlijke voornaamwoorden zijn. Als je het zelf niet meer zo goed weet, mag je het ook eerst opzoeken. Je mag het niet knippen en plakken van internet! Het moet in je eigen woorden staan.

Opdracht 3

Vertaal de vragende voornaamwoorden; vul de woorden in op de puntjes.

.............. = wie? vraagt naar personen
      Who was that girl you were talking to?
.............. = van wie? vraagt naar personen als het om bezit gaat
      Whose car is this?
.............. = wat? vraagt naar dingen (en dieren)
      What do you want?
.............. = wanneer vraagt naar een tijdstip
      When does the train arrive?
.............. = waar? vraagt naar een plaats
      Where did you park your car?
.............. = welke vraagt naar personen en dingen als een keuze gemaakt moet worden uit een beperkt aantal
      Which one do you like? The blue one or the red one?
.............. = waarom? vraagt naar een reden
      Why are you late?
.............. = hoe? vraagt naar een manier
      How did you get here? I came by bike.

 Opdracht 4

Vul het goede vragende voornaamwoord in.

1. ............. are you so angry with me?

  1. when
  2. why
  3. how

2. ............... is the next train to Manchester?

  1. how
  2. why
  3. when

3. .............do you live? In London?

  1. who
  2. what
  3. where

Opdracht 5.

Open je werkboek op blz. 94-95. Je mag ook de kopieën hieronder gebruiken. Maak de task. Gebruik hoofdboek blz. 49 Werk samen in een groepje van maximaal 2-3 leerlingen.

 

Mail al je opdrachten naar tessavanham@gmail.com. Zorg dat je naam als titel in je berichtje staat.